Evancy was een jonge moeder. Smetteloos, meegaand en altijd aanwezig voor een ander. Haar luisterende oor en soms net even dat teveel aan zorgzaam gedrag, ze was een welgeziene vrouw in haar omgeving en men pikte het gewoon van haar. Daarnaast profiteerde men er ook een beetje van. Nee, Evancy kon niet stuk in haar buurtje, dat eigenlijk ook min of meer een weerspiegeling van Evancy zelf was, want het was maar een saaie bedoening in de wijk Waalburg.
Totdat de Jensens in de straat kwamen wonen. Een grote vader die meer oogde als uit een boek van Mary Shelley en een moeder die net zo breed als dat ze lang was, door de kamer waggelde. In de hoek van haar mond een peuk bungelend. Ze hadden twee kinderen. Een koningskoppel. De jongen was een jaar of elf en het meisje was net acht geworden. De jongen had het postuur van zijn moeder en het meisje leek uiteraard op haar vader.
Maar de Jensens konden maar niet aarden, althans, zij hadden best maling aan iedereen, alleen niemand had dat aan hen. Want men roddelde dat het een lieve lust was over het pas in de straat gearriveerde gezinnetje. Hij werkte niet en zij was zo lui. De kinderen stonken en waren zo achterlijk als het achtereind van een banaan en zo gingen op een gegeven moment de wildste geruchten.
Eerlijk gezegd was dat best oneerlijk, vooroordelen zijn natuurlijk erg gemakkelijk om die te pas en onpas de wijde wereld in te sturen.
De Jensens zaten krap bij kas en dan hebben we het ook echt over krap, er was vaak geen eten op de plank. De kinderen hadden, ondanks dat de zoon leek op een weldoorvoed wild zwijn, knorrende magen alsof er naar schaliegas in Groningen werd geboord. Dan mag iedereen wel zijn mening geven, maar kinderen gun je dat niet en het mag dan ook duidelijk zijn dat het vader Jensen en moeder Jensen enorm stak. Ze voelden zich niet geaccepteerd en juist daarom gedroegen zij zich anders dan de rest in Waalburg. Ze lieten niet merken dat ze gekwetst waren en gedroegen zich derhalve asocialer en asocialer, de roddels alleen maar versterkend.
Evancy was een lieve mama. Haar twee kindertjes, Marcootje van negen en Loesje van zeven zagen er altijd piekfijn uit, hadden niet te klagen wat betreft speelgoed, en ze aten dat het een lieve lust was. Nu moet er wel gezegd dat vader heel goed boerde als zakenman die bijna nooit thuis was. Het leek het perfecte gezinnetje en aan Evancy kon je ook niet zien hoe ze het lichamelijke van haar man miste. Ze was niet alleen, ze had haar kinderen om zich heen, maar toch voelde ze zich soms zo verrekte eenzaam. Zo eenzaam als een druppel water in de woestijn.
De Jensens waren ook Evancy niet ontgaan en omdat ze zo lief was voor haar medemens, nodigde ze het gezin uit om eens een hapje te komen eten. Eerst knikte vader Jensen wat meewarig, maar vervolgens zei hij ja. De kinderen zouden meekomen, maar moeder Jensen niet, die had een pijntje hier en daar en haar sigaretten waren op. Welk smoesje ze ook maakte, een ieder had allang door dat ze totaal geen zin had in een bezoekje aan dergelijk mooi voorbeeld, maar Evancy trapte erin. Ze spraken vrijdag af.
Er werd aangebeld en Marcootje deed open. Lucy en Ferry waren meteen enthousiast en sprongen direct naar binnen. Vader Jensen kwam er gedwee achteraan. Een grote sterke hand kwam reikend haar kant op en nerveus schudde ze deze, haar naam prevelend. Hij had een warme stem, die Evancy toch verrassend deed smelten. Ze keken elkaar aan en alsof hij leek aan te voelen dat ze zo smachtte naar warmte en hunkering, stuurde hij Lucy en Ferry, samen met Marcootje en Loesje naar de keuken. Of ze wilden wachten tot het eten klaar was.
Evancy en vader Jensen togen de trap op, liepen de slaapkamer in, doken op het bed en Evancy zag alleen nog maar sterretjes. Als een drilboor die door haar heen ging, zenuwen die alle kanten op leken te knallen, dit was wat ze zo miste. Zo erg miste. Toen ze klaar waren, gingen ze toch maar gauw naar beneden. Immers, de kinderen wachtten op het eten. Ze fatsoeneerden zich een beetje, liepen de trap af en Evancy schrok zich helemaal wild toen ze de keuken instapte. Wat zij zag, was een tafereel die totaal niet meer met enige werkelijkheid strookte. Ze slaakte een gil.
De keuken zat onder het bloed, Lucy hing over Loesje heen en zat met haar mond in de hals van het levenloze meisje. Ferry had in zijn linkerhand een hart vast. Het was van Marcootje en het klopte nog. Tenminste, tot hij erin hapte, toen klapte het. Vader Jensen draaide zich naar Evancy en keek haar met wijd opengesperde ogen aan. “Zie je nu wat honger met een kind doet?”, snauwde hij alsof zij de ellende van de hele wereld had veroorzaakt. Met een klap van zijn grote handen sloeg hij Evancy tegen de grond en sprong bovenop haar….